Tien jaar Voedselbank Zeist

Initiatiefnemer Graas Teuben: “Niet helpen bestaat niet bij me”

Auteur Broer Scholtens; Fotografie Diana Wiegerink.

Foto Graas Teuben“Ik weet niets van voedsel, voedsel is bij de Voedselbank Zeist een voertuig om problemen van mensen op te lossen”, legt Graas Teuben uit. Teuben stond tien jaar geleden aan de wieg van de Voedselbank Zeist. Half juni 2007 gingen de eerste voedselpakketten naar gezinnen. Teuben nam drie jaar geleden afscheid, de voedselbank volgt hij nu op afstand. In 2015 deed hij een laatste klus, als beoordelaar. Af en toe laat hij zich zien op het distributiecentrum, voor een babbeltje. Er werken nu zo’n zestig vrijwilligers bij de voedselbank, zo’n acht vrijwilligers van het eerste uur zijn er nog, enkele op het distributiecentrum.

Teuben is ernstig ziek. Voor een gesprek over het waarom van de Voedselbank Zeist is hij nog te porren, het gaat immers over “zijn” voedselbank. Ter voorbereiding ervan heeft hij gegrasduind op een oude harde schijf op zijn computer met informatie uit de beginjaren. De sociale kant van de voedselbank raakt hem het meest, geen wonder dat het woord “voedsel” pas na een uur valt. Teuben, daarop attent gemaakt, vindt dit niet zo onlogisch: “Dan werd er tijdens een coördinatorenoverleg enthousiast verteld dat er 550 kilo appels waren binnengehaald. Een geweldige prestatie maar het gaat erom hoe het met onze klanten gaat, hoe hun problemen worden opgelost. Niet om appels.” In zo’n basale, korte observatie komt zijn afkomst bovendrijven, het platteland in het hoge noorden van de provincie Groningen.

Gezondheidsjurist Teuben kwam in 1972 in Zeist wonen. Via Kerk en Samenleving raakte hij aan het begin van de eeuwwisseling betrokken bij het project Brood Op de Plank. Mensen kregen indertijd elke week tien euro waarvoor ze eten konden kopen. Dit kon beter. Teuben ging daarom in 2005, samen met Ab Hubers, langs bij verschillende voedselbanken in Nederland om te kijken hoe het wel en niet zou moeten. Teuben: “De aanpak in Arnhem, een initiatief van de Rotary daar, sprak ons aan. Een strakke organisatie, in handen van enkele gepensioneerde militairen. Wij hebben hier het sociale facet nadrukkelijk aan toegevoegd. Rond onze voedselbank hebben we een sociaal netwerk gebouwd. We zijn hier tamelijk uniek in. ”

In maart 2006 gingen ze aan de slag. Er werd een jaar genomen voor de opbouw van een goede organisatie. Daarvoor werd contact gezocht met verschillende organisaties in de regio zoals zorginstanties als Vitras, Sociaal Raadslieden en Kwintes, instellingen in de geestelijke gezondheidszorg als Altrecht, en niet te vergeten de wijkinloophuizen, het Leger des Heils en de kerken. Er ontstond zo een netwerk van organisaties die direct en indirect in betrokken zijn bij de minima in Zeist, de potentiële klanten van de voedselbank.

Teuben: “Het ging ons niet alleen om voedsel maar om het oplossen van problemen bij de mensen. Als jullie vinden dat mensen, gezinnen qua inkomen voor een voedselpakket in aanmerking komen, gaan we ze dat leveren, vertelden we de organisaties. Maar onder de voorwaarde dat jullie gaan kijken hoe hun problemen kunnen worden opgelost. En dan actief, niet meer van achter de telefoon of de pc, veel dichter op de problemen. Maatjes worden met de klant, dat was het centrale item vanuit de presentie-gedachte. Die moet het gevoel hebben dat je als organisatie actief bezig bent om hem dat zetje extra te geven bij het oplossen van zijn probleem. Op die manier investeren ook de instanties in de voedselbank, in de vorm van menskracht. De gemeente bleek bereid die mede te financieren, aanvankelijk schoorvoetend maar later ruimhartig.”

“Bij de organisaties in het minima-netwerk zitten ook de beoordelaars van de Voedselbank Zeist, een twintigtal. Gedurende de periode dat een klant een voedselpakket krijgt, zijn er periodiek contacten tussen de beoordelaar en de klant. Instellingen, met name de inloophuizen en de organisaties met al een intensieve hulpverleningsrelatie bijvoorbeeld Kwintes en Vitras, zijn in de gelegenheid om contactmomenten – onder meer bij de klant thuis – te intensiveren. Deze werkwijze heeft in de optiek van de Voedselbank Zeist een grote meerwaarde. Klanten leer je zo beter kennen, je begrijpt ze beter en dat resulteert in betere oplossingen.”

“En dan niet direct op zoek naar de grote oplossing, in de vorm van opmerkingen als: ‘jij moet zorgen voor meer inkomen.’ Nee, meer in de vorm van kleine stapjes, successtapjes. Geef de mensen zo het gevoel dat iets ook een keer kan lukken. Met als doel mensen proberen aan te zetten tot ander gedrag. Investeren om erachter te komen wat er met de mensen aan de hand is. Van klanten hoor je vaak dat de medewerkers van de sociale dienst en van het sociaal team vaak te ver afstaan van de werkelijkheid van alle dag.”

“Tegelijk met de opbouw van dit sociale netwerk, werd een gang gemaakt langs winkels, de supermarkten met de vraag om voedingsproducten. In een kleine ruimte in een kelder van de toenmalige woonstichting Seijster Veste zijn we toen begonnen met een distributiecentrum. Ook zijn we op zoek gegaan naar vrijwilligers, chauffeurs bijvoorbeeld of mensen met verstand voor distributie, eerst via de kerkelijke centra.”

“Op 1 juni 2007 hebben we de eerste 36 pakketten uitgegeven. ‘s Morgens om 7 uur zijn we begonnen, om drie uur ’s middags waren we klaar. Nu zijn ze om 12 uur klaar en hebben ze 120 pakketten gemaakt. En ook nog eens vollere pakketten. De ruimte op de Renesselaan is veel beter en groter. Net als de organisatie, die is veel beter, net als de voorbereiding door de week.”

“We hadden aan het begin een schatting gemaakt, op basis van de ervaring onder andere in Arnhem. Zoveel procent van de bevolking. Zeist is een relatief rijke gemeente, dus dat zal hier wat lager zijn, zo werd gedacht. We kwamen uit op 80 – 100. Iets wat natuurlijk helemaal niet zo is, als je het hebt over de armere kant van de samenleving. Het zijn er in Zeist nu wekelijks ongeveer 120.”

“Onze klanten: mensen die wachten tot ze (eindelijk) in de schuldsanering komen. Veel gescheiden mannen, vrouwen. Verder gescheiden vrouwen. Zij blijven achter als er bijvoorbeeld alimentatieproblemen zijn of als ze schulden in hun maag krijgen gesplitst. Het is een groep waar problemen vaak kunnen worden opgelost , na verloop van tijd. Verder mensen met medische en/of psychische problemen. Er zijn niet veel ouderen boven de 65 jaar. Wel veel mensen tussen vijftig en zestig jaar bij wie het inkomen is weggevallen omdat ze zijn ontslagen en niet meer aan de bak komen. Incidenteel is het ons gelukt enkele onder te brengen bij bedrijven zo als Gamma, Praxis en AH zijn soms bereid mensen op te nemen, ook mensen zonder enige werkervaring.”

“De eerste vijf jaar van de voedselbank hebben we contact gehad met 650 gezinnen die we totaal in die jaren 26.000 pakketten hebben bezorgd. Van die 650 waren er na vijf jaar 103 over zodat er 550 gezinnen inmiddels hun eigen weg hadden gevonden. Er komen dus voortdurend mensen langs die even een zetje moeten krijgen. Geef die mensen het gevoel, we steunen je, we gaan je financiën bekijken, naar je uitgaven en uitkering kijken. En kijken we of we je ergens bij kunnen helpen; meedenken met de mensen. Hulp bieden.”

“De landelijke norm van de voedselbank is drie jaar hulp. We gaan daar in mee. Als een beoordelaar echter aangeeft dat voorzetting van de verstrekking de enige manier is, doen we het zo. Op 1 januari 2015 was iets meer dan een kwart van de klanten drie jaar bij de Voedselbank Zeist. Dat percentage varieert wat. Het is blijkbaar onvermijdelijk. Ze zeggen vaak dat de voedselbank een tijdelijke voorziening moet zijn, maar dat woord gebruik ik nooit. Het gaat echt niet lukken. Er zijn bijvoorbeeld mensen met medische of psychische problemen. Zij komen er niet uit. Dat moet je accepteren. Er zijn mensen die zeggen ‘geef die voedselpakketten maar laat het daarbij, het helpt toch niet’. Nee, ik schrijf geen mensen af, ik wil ze verder helpen.”

Op de vraag of de Voedselbank Zeist effectief is, antwoordt Teuben categorisch: “Jazeker, kijk naar het aantal gezinnen dat we hebben geholpen. 70 procent van de gezinnen die we hebben geholpen, is ook weer uitgestroomd. Hun problemen zijn opgelost of op zijn minst gekanaliseerd, en wij hebben daar onze bijdrage aan geleverd.“

U gaat ver in uw hulp, probeert u niet te veel de wereld te verbeteren?

“Ja, dat zit nu eenmaal in mijn bloed. Ik wordt ook teruggefloten door mensen, hier thuis bijvoorbeeld. Zij zeggen: goed idee, maar we gaan het niet doen. Dat niet doen bestaat eigenlijk niet bij mij.”